stoerstoer bijv.naamw.Uitspraak: [stur] als je flink doet en daar indruk mee wilt maken, of als iets daar blijk van geeft Voorbeelden: `een stoere meid`, `stoere taal uitslaan`, `een stoer jack`stoer doen (flinker doen dan je bent).
Stoer[Vergeten woorden] (bn. stoerder, stoerst) groot, groots, sterk, geweldig, vermogend [= Noors stor, IJslands stór]